Ter Overdenking
29 mei 2025
Ter Overdenking
Zij nu die zijn woord met vreugde aannamen, werden gedoopt;
en ongeveer drieduizend zielen werden er op die dag aan
hen toegevoegd. (Handelingen 2:41)
In de zomer van 1944 zit de Duitse theoloog en predikant Diet-rich Bonhoeffer inmiddels meer dan een jaar vast in de gevangenis van de Duitse Wehrmacht in Tegel. Hij zit daar gevangen om dat hij wordt verdacht van hulp aan gevluchte joden en betrokkenheid bij een aanslag op Adolf Hitler.
In de gevangenis probeert hij zo goed en zo kwaad als dat gaat aan het werk te blijven.
Hij doet dat onder meer door te schrijven. In een van zijn schetsen voor een boek dat hij hoopt te schrijven na zijn eventuele vrijlating schrijft hij het volgende over de kerk ‘Het kardinale punt: een kerk in staat van zelfverdediging, geen durf om zich in te zetten voor anderen.’
De kerk voelt zich bedreigd door de machten van het ongeloof.
Heel lang is de aanwezigheid van de kerk in het centrum van de macht vanzelfsprekend geweest. Maar nu is alles anders geworden. Bonhoeffer ziet om zich heen dat veel mensen niet eens meer behoefte hebben aan de kerk of aan God, ondanks de oorlogsomstandigheden.
Er wordt in de gevangenis wel gebeden en gevloekt, maar het gaat ook de mensen daar, over het algemeen om hun eigen belang.
En zodra de bommenwerpers weer weg zijn of de bewakers uit het zicht richten zijn medegevangenen zich weer op hun eigen bezigheden.
Meer dan tachtig jaar later is de situatie weinig veranderd. Juist in een omgeving waar vrijheid heerst lijken God en zeker de kerk
nog verder naar de marge te zijn gedrongen.
Dan lijkt de situatie in Handelingen 2 toch wel heel anders te zijn. Daar is de kerk nog jong en fris. Drieduizend mensen op een dag bekeren zich
als Petrus vrijmoedig het Evangelie verkondigd. Wat kun je onder de indruk raken van zo’n groot getal. En wat kan het bemoedigend zijn om met velen samen te komen. Je hoort het wel eens terug van bezoekers van de mannenzang of de EO-jongerendag. Zo’n grote groep mensen doet wat met je.
Maar de realiteit van elke gewone dag is, dat we met een kleine groep christenen zijn. En dan kan het zomaar gebeuren dat er een bepaalde kramp in ons geloofsleven komt. We gaan focussen op het getal, gekke dingen doen om maar mensen te trekken, ons anders voordoen dan we zijn of mensen naar de mond praten...
Hoe voorkomen we dat we in die kramp raken? Door dicht bij de boodschap van het Evangelie te blijven. Door heel duidelijk te getuigen dat Jezus de Weg, de Waarheid en het Leven is. En dan mogen we aan de Heilige Geest overlaten wat de vrucht van die boodschap zal zijn.
Uiteindelijk is Hij het die ervoor zorgt dat er zoveel mensen tot geloof komen.
Een voetbalcoach kan het zijn team voorhouden dat ze uit moeten gaan van eigen kracht. Dat lukt niet als je alleen maar met de ander bezig bent.
Maar de kerk moet juist niet met zichzelf bezig zijn maar met God. Wij moeten ons op Hem richten en het van Hem alleen verwachten.
Als je weet dat je een dienaar van de allerhoogste God bent, komt ook de durf om je in te zetten voor anderen.
Dan wordt je bevrijd van die ik-gerichtheid. Dietrich Bonhoeffer liet dat zien in zijn eigen leven. Hij moest zijn inzet voor de ander bekopen met de dood. Ook Petrus spreekt zich op de eerste Pinksterdag uit in een omgeving die hem eigenlijk vijandig gezind is. En ook dat heeft consequenties.
Niet veel later wordt die eerste christengemeente in Jeruzalem vervolgd. Wij mogen dankbaar zijn dat wij in vrijheid leven en die dreiging ons niet boven het hoofd hangt. Wij mogen ons uitspreken. Maar deze vrijheid brengt ook verantwoordelijkheid met zich mee: wij mogen die vrijheid gebruiken om Jezus te volgen en Zijn getuige te zijn. En als we het van Hem verwachten kan de Geest ineens bijzondere dingen doen.
Is Hij bij machte om zomaar drieduizend mensen op een dag te bekeren. Of het geloof van een kleine groep christenen zo te versterken dat ze vrijmoedig gaan getuigen van hun Heer en Heiland Jezus Christus.
Ds. J. Admiraal
|